Kâlû Belâ, is het bevestigende antwoord volgens de Koran van de vraag van Allah aan de mensen als zijn dienaars nadat Hij ze heeft geschapen “Ben ik niet jullie God?”

“En (gedenk) toen jullie Heer het nageslacht van de Kinderen van Adam uit hun lendenen nam, en hen deed getuigen over zichzelf (zeggende): “Ben Ik niet jullie Heer?” Zij zeiden: “Ja! Wij getuigen” zodat jullie op de Dag der Opstanding niet zullen zeggen: “Waarlijk, wij wisten dit niet.” 1

Voordat dit vers naar de wereld werd gestuurd, sprak Allah de Almachtige tot alle zielen van de mensen: "Ben ik niet jullie Heer?" Hij stelt dat de zielen antwoordden: "Ja, u bent onze Heer".

Kortom, "Onze zielen hebben beloofd gelovig te zijn".

De tijd waarin dit gesprek heeft plaatsgevonden, wordt "Kâlû Belâ" genoemd.

Dan heeft Allah de wereld geschapen als een plaats waar de mens getest kan worden op zijn oprechtheid. Elke ziel kreeg een lichaam en werd op verschillende tijden naar de wereld gezonden.

Zo lagen er twee wegen voor de mens. Ofwel gaat de mens zijn rede en wilskracht in goede zin gebruiken om zijn God verder te leren kennen zoals tijdens de Kâlû Belâ. Ofwel gaat hij zijn verstand en vrije wil in slechte zin gebruiken en zijn God verloochenen, niet aanbidden en de weg van de duivel verkiezen. 

In deze wereld beschikken alleen mensen over verstand en zijn op de meest volmaakte manier geschapen zodat ze kunnen aanbidden. Dit alleen al bewijst dat we zijn geschapen om op deze wereld Allah te leren kennen, gelovig te zijn aan Hem en Hem moeten aanbidden. Hiernaast heeft Allah meer dan honderdduizenden profeten gezonden om ons aan onze woord te herinneren en in de Koran dit feit uitdrukkelijk gëopenbaard. Het bewijst dat we zijn toegezonden naar deze wereld om ons aan onze woord te houden. 

Dank aan Allah, houden wij Moslims ons aan onze woord, die wij in Kâlû Belâ gegeven hebben. Met de wil van Allah zullen we dat ook blijven doen tot onze laatste adem. 


 

 

Bronnen, noten en referenties

  1. De Heilige Koran, Al Araf (De Kantele), 7/172.